|
||||||||
In deze globaliserende corona-tijden zou het geen verrassing meer mogen zijn, maar toch keken we een beetje verbaasd, toen deze CD in onze bus belandde: je verwacht niet meteen dat twee Tsjechische muzikanten aan de slag gaan met enkele van de grootste West-Afrikaanse namen en daar nog méér dan gewoon mee wegkomen ook. De Tsjechen in kwestie zijn Pavel Smid en Martin Piro, twee heren die al wel langer geboeid waren door Afrikaanse muziek en dus op een mooie dag besloten via Bamako naar het beroemde Festival au Désert te trekken en dat liftend te doen vanuit Bamako. Daar slaat de vonk pas helemaal over en de twee verdiepen zich vanaf dan nog meer dan voorheen in de muziek die tot kort voordien “boeiend” was, maar die intussen tot een ware passie omgeslagen was. Een paar jaar laten staat Cheikh Lô geprogrammeerd op het Colours of Ostrova-festival, waar ook Pavel en Martin hun opwachting maakten. Een mobiele opnamestudio werd de onverwachte ontmoetingsplaats voor de drie, die, zoals het hoort, aan het jammen gingen en waar de Afrikaanse classic “Jarabi” de basis werd van wat vandaag deze debuutplaat geworden is. Die track, door de Tsjechen toe “Jah’Rabi” omgedoopt, werd ook de openingstrack van deze plaat, waarvoor in de loop der maanden nog heel veel mooi volk aan boord gehaald werd. Zangeres Hawa Kasse Mady Diabate kruiste het pad van de twee op een ander Tsjechisch festival, waar ze ook de bassist van Trio Da Kali, Mamadou Kouyate, ontmoetten en eigenlijk de vliegende start van het wilde project gegeven werd. De ene Kouyate bracht de andere mee, Mamadou werd bijgesprongen door Moustafa, de ene Lô bracht ook een andere mee en zo kwam percussionist Leopold Lô aan boord. De sneeuwbal was aan het rollen en werd intussen zowat een kleine lawine en als ik goed natel, kom ik aan achttien muzikanten, die op één of meerdere tracks te horen zijn. Dat is niet altijd een garantie op succes, omdat dit soort projecten wel eens wil lijden onder een gebrek aan samenhang. Nu, dàt is een val waar men hier helemaal niet is ingetrapt en de plaat is een waar plezier voor de oren van de mens. Dat heeft, zo durf ik te denken, te maken met het feit dat niet één van de gasten de kans kreeg/nam om al te zeer zijn of haar stempel op de plaat te drukken. Nochtans kun je er niet omheen, dat een zangeres als Zeina Ndong behoorlijk veel indruk maakt met haar “Thiamness”, een ronduit feministische song, waarin zij nadrukkelijk eist dat de mannen ook eens hun luie krent uit hun zetel tillen en de vrouwen wat gaan helpen met al de taken waarmee ze door de man opgezadeld worden. Al even pakkend is “RAW”, waarvan je de titel eigenlijk achterstevoren moet lezen en dat door Bibby Ssamake tot een enorme anti-oorlogssong opgetild wordt. De plaat sluit af met twee remixes van “Ja’h Rabi” en op die manier wordt ze letterlijk “afgerond”: dit is een juweeltje van een plaat, punt uit! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||